Het aantal geregistreerde gevallen van euthanasie is in 2017 toegenomen met 13 procent tegenover 2016. Dat blijkt uit het tweejaarlijkse verslag van de federale controle- en evaluatiecommissie euthanasie. De grootste stijging doet zich voor bij patiënten die lijden aan polypathologie, een combinatie van verschillende ernstige en ongeneeslijke aandoeningen.
In de periode 2016-2017 werden 4.337 gevallen van euthanasie geregistreerd, waarvan 2.028 in 2016 en 2.309 in 2017. De overgrote meerderheid van deze documenten was Nederlandstalig. Het ging voornamelijk om patiënten tussen de 60 en 89 jaar, mannen en vrouwen waren gelijk vertegenwoordigd.
De voornaamste categorieën van aandoeningen die aanleiding gaven tot een euthanasieverzoek, waren kwaadaardige aandoeningen (kankers) of een combinatie van verschillende ernstige en ongeneeslijke aandoeningen (polypathologie) die niet meer voor verbetering vatbaar waren en die ernstige handicaps veroorzaakten tot orgaanfalen toe.
"De opvallendste stijging doet zich voor bij de groep met polypathologie", zegt professor Wim Distelmans, oncoloog en expert euthanasie. "Die patiënten lijden aan een som van aandoeningen. Elk afzonderlijk is die aandoening redelijk te verdragen, maar de optelsom maakt het niet meer verdraaglijk. We zien dat vooral bij ouderen: 70 procent van deze patiënten was ouder dan 80 jaar."
Dat deze groep almaar meer toeneemt, heeft volgens Distelmans te maken met het feit dat we steeds ouder worden.
Verzoeken om euthanasie op basis van psychische en gedragsstoornissen (psychiatrische aandoeningen) bleven uitzonderlijk: 1,8 procent van alle levensbeëindigingen. "In al deze gevallen konden experts vaststellen dat aan de wettelijke voorwaarden was voldaan: een wilsbekwame patiënt, een schriftelijk verzoek, een medisch uitzichtloze toestand, ondraaglijk aanhoudend en niet te lenigen lijden, veroorzaakt door een ernstige en ongeneeslijke ziekte, een herhaald verzoek", legt Distelmans uit.
Het aantal gevallen van euthanasie bij patiënten jonger dan 40 jaar bleef zeer beperkt (1,4 procent). In de beschreven periode zijn drie levensbeëindigingen geregistreerd die uitgevoerd werden bij minderjarigen. "Deze minderjarige patiënten leden aan een ernstige en ongeneeslijke aandoening die onbehandelbaar was geworden en die binnen afzienbare termijn tot hun overlijden zou hebben geleid", aldus Distelmans. "Een kinderpsychiater of kinderpsycholoog bevestigde expliciet hun oordeelsbekwaamheid. Naast de verplichte adviezen werden vele andere artsen en zorgverleners betrokken bij het onderzoek van hun euthanasieverzoek."
Het aantal levensbeëindigingen dat thuis wordt uitgevoerd (45,1 procent) neemt verder toe, terwijl het aantal levensbeëindigingen uitgevoerd in ziekenhuizen afneemt (38,9 procent). Ook het aantal levensbeëindigingen in verpleeg- en verzorgingshuizen blijft toenemen (13,9 procent). "Dat stemt overeen met de wens van vele patiënten om thuis te mogen sterven", aldus Distelmans.
De belangrijkste patiëntengroep in aantal zijn de patiënten met een oncologische aandoening. Het ging vooral om kankers van het spijsverteringsstelsel, het ademhalingsstelsel en een groep zeldzamere kankers. Liefst 99 procent van deze patiënten was terminaal.